Inmiddels sta ik al een tijdje aan de andere kant van de met typische spulletjes bezaaide kleden. Maar wanneer de laatste week van de schoolvakantie op zijn eind loopt en ik op zondagochtend tegen half 9 gewekt wordt door de afdingpraktijken van de zakenlui van de toekomst, komen de herinneringen toch weer boven: de kindermarkt.
Toen ik als kleine Casper mijn zakgeld een boost kon geven op de laatste zondag van de vakantie, sliep ik vaak samen met mijn ouders bij opa en oma in het centrum van Horst. Niet in de laatste plaats omdat het altijd gezellig was om bij hen te logeren, maar vooral om de oorlog die om stipt 8 uur los barstte te kunnen ontlopen. Ik weet niet of u wel eens spulletjes heeft verkocht op de kindermarkt, maar in mijn tijd – jezus ik word oud – brak er een ware hel los wanneer één van de entreelocaties van het centrum de hekken te vroeg opengooide. Vanuit de nog gesloten locaties werkte het aangezicht van rennende vaders met winkelwagens als een rode lap op een stier en was er geen houden meer aan. Dat moment was ook mijn cue. Ik stormde naar buiten, gooide het kleed neer alsof ik een badstoel in een Turks all-inclusive hotel claimde en begon met het uitstallen van mijn spulletjes. Nog voordat ik mijn prullaria had uitgestald, kwamen de eerste euro’s al binnen. De uren daarna belandde ik af en toe in een hevige afdingstrijd met gierige kopers, maar ik bleef standvastig. Waar standvastig voor mij betekende dat ik naar papa keek en vroeg of het ook voor minder weg mocht. Jep, een geboren businessman deze jongen.
Tegenwoordig woon ik zelf in het dorp, maar mag ik helaas niets meer verkopen. Toch heeft de kindermarkt me dit jaar wel wat opgeleverd, namelijk een boete bij het voetbal, omdat ik te laat was. Mijn strakke tijdsplanning op zondagochtend houdt namelijk geen rekening met de kindermarktvariabele waardoor ik mijn huis enkel kan verlaten met een fiets op mijn rug terwijl ik met schoenmaat 43 tussen de barbiepoppen en K3-cds door probeer te huppelen. Volgend jaar toch maar weer een strandstoel claimen.
Casper Keijsers